Nou, de meeste sikken (dat wil zeggen alle, voor zover niet al vermist in 1945 of door ongevallen en de teruggang in het wagenladingvervoer in de jaren zeventig e.d. eerder uitgeschakeld) zijn geel/grijs geweest.
De ombouw van een dieselmotor was veel ingrijpender: in een dieselmotor wordt de lucht zo sterk gecomprimeerd (circa 1 : 16) dat de ingespoten dieselolie in aanwezigheid van zuurstof spontaan ontbrandt. Dat werkt echter niet met generatorgas (en ook niet met stadsgas) in plaats van dieselolie. Die gasmengsels hebben een te hoog octaangetal. Daarom moest een dieselmotor omgebouwd worden tot een mengselmotor (= Ottomotor) waarbij de menging van de brandstof met de lucht plaats vindt vóór de compressie en waarbij de verbranding geïnitieerd wordt door een ontsteking of de vonken van een bougie.Voor de inbouw van een dieselmotor met directe inspuiting moest de compressieverhouding tot circa 1 : 10 worden terug gebracht. Dat kon door het afdraaien van de zuigerkoppen (maar dan kon de motor alleen met nieuwe zuigers weer tot dieselmotor worden terug verbouwd) of door het aanbrengen van een koperen plaat met pakkingen tussen cilinder en cilinderkop [6]. Ook moest een ontstekingsmechanisme worden ingebouwd [6]. Dieselmotoren met een voorkamer of een wervelkamer konden niet worden omgebouwd [5, 6].
Ahaa, is dat het! Ik vroeg me al af wat het kon zijn toen ik deze foto inscande:NS 244, 18-6-1956 te Nijmegen (foto C.R. Gordon Stuart, mijn collectie)Eelco