Ik bedoel met donkerder groen gerelateerd aan het latere grasgroen dat werd gebruikt met de creme strepen en de snor.
Omstreeks 1937 werd in Zwitserland door Schlieren een nieuw draaisteltype geïntroduceerd met een slijtagevrije aspotophanging met behulp van spiraalveren en in een oliebad bewegend systeem van concentrische geleiders. Deze laatste dienden ook ter demping van de verticale beweging. Als wiegveer werd een lange in de langsrichting geplaatste halfelliptische veer, die in slanke hangers was opgehangen, gebruikt, die dus een wat soepeler secundair vering moest verzorgen. Deze laatste droeg zijn krachten nog over met glijplaten. Deze draaistellen gaven aan de slechts 26-29 ton wegende 22,7 m lange "Leichtstahlwagen" van de SBB bij 110 en later 125 km/h zeer goede rijkwaliteiten. In Duitsland vierde het Görlitz III-draaistel hoogtij. Bij treinstellen met radstanden voor de motordraaistellen van 3,5-3,7 m (3 m voor de individuele- en 3,5 m voor Jakobs- en andere loopdraaistellen). Het kenmerk van dit draaistel was drievoudige vering (bij Görlitz III leicht zelfs viervoudig). In de aspotvering werd een combinatie van spiraal- en bladveren gebruikt. De wiegveren waren weer langsliggend, een brede veerbasis gevend en zeer lang ten behoeve van de soepelheid met lange hangers. Schenen en glijplaten bleven gehandhaafd. Pas in 1941 zou een nieuwe scheenloze aspotgeleiding met zwenkarmen worden ingevoerd.NS ontwierp een draaistelconstructie die elementen van het Schlieren aspotsysteem en de Görlitz- wiegophanging verenigde, zonder de hoofdelementen, de in olie glijdende, slijtagevrije asgeleiding en de grotere radstand met de soepele wiegveer over te nemen. Ook dit draaistel had drievoudige vering maar nu was de dubbele vering in de korte wieghangers aangebracht. Welliswaar was de wiegveerbasis modern groot, 2,48 m bij een wagenbreedte van 2,784 m, aanmerkelijk breder dan de Pennsylvania-constructie, maar helaas, het resultaat was een buitengewoon slecht rijdend draaistel. Het was zeer gevoelig voor scheenslijtage, die tot het verminderen van de scheendemping leidde. Vervolgens begonnen de spiraalveren dan galoppeerneigingen te vertonen. De stijve langsliggende wiegveer werd door de spiraalveren waarin hij was opgehangen niet voldoende soepel gemaakt, hetgeen tot een stugge loop aanleiding gaf. Ook hier was dus een draaisteltype ontworpen dat zeer gevoelig was voor tijdig onderhoud.