De gebruiksaanwijzing geeft bij normaal koppelen een minimum radius van 480mm.Bij gebruik van de vreemde lange koppelstang, onder de eigenlijke koppelingen door, die dan, of los elkaar niet raken, of er zelfs af moeten (dat weet ik niet), is de minimum radius 360mm.
Alleen ga ik wel de rode koppelingen allemaal vervangen door de Tomix "Scharfenberg", want die kunnen met een klik systeem aan- en afkoppelen. Ik laat binnenkort wel zien hoe.
Tadaaaaa ..........Mijn 28e NAM 803 wagen in N, Liliput 265968. ... Nog maar 1 te gaan nu.
Bij de proefrit op 22 april 1954 met de nieuwe 2401 + 2402 waren een meetwagen en 32 oliewagens aangekoppeld. Dus nog 3 te gaan?
De NAM vloot was 55 stuks ketelwagens in totaal.
Het is me niet duidelijk waar deze info vandaan komt. De NAM had 23 wagens van de "Liliput-serie": NS 500801 - '823 [P]Bovendien hadden ze 30 Amerikaanse wagens (500824 - '853) en twee series Belgische wagens (25 resp. 30 wagens: 500854 - '878 en 500879 - '908).Mocht je al je wagens van verschillende (juiste) nummers willen voorzien, dan houd je er nu dus al 5 over... - hans -
Voor het vervoer van de olie koopt BPM 23 tankwagens. Het zijn zogenaamde Einheits Leicht Kesselwagen (ELK/EKW) van het type Deutz-Westwaggon. Om de vloot verder uit te breiden neemt men ook 30 Amerikaanse over. In 1948 en 1949 worden in België 55 stuks nieuwe tankwagens gekocht. Voor en in 1969 zijn alle eigen wagens aan het eind van hun levensduur gekomen en afgevoerd naar de sloperij. Ter vervanging huurt de NAM, sinds de afvoer van de eigen wagens, exemplaren bij VTG. Met het afnemen van de oliewinning gaan er steeds meer wagens terug naar de verhuurder. Na de laatste rit in 1996 gaan de laatste exemplaren retour eigenaar.