De locfuncties zoals b.v. de geluiden van een soundloc worden door de “functietoetsen” geactiveerd. De eerste 10 functies zijn direct onder de bijbehorende toetsen te schakelen. Voor de functies F11-F20 moet gelijktijdig met de overeenkomstige “functietoets” de “Shift”toets worden ingedrukt. Het display toont de telkens geactiveerde functies. In de afbeeldingen hierboven bijvoorbeeld de functies F1 en F4. De eigenschappen van de functies van de “tweede” laag – F11– F20 – kunnen door het indrukken van de “Shift”toets worden gecontroleerd. In de volgende afbeelding zijn F12 en F20 eactiveerd.De pijl “SYMBOOL PIJL “ staat hier voor een factor 10 en wordt dus ook voor F11– F19 als een “1” en voor F20 als een “2” geïnterpreteerd.