In april 1955 werd CW 199 uitgeschreven voor het plaatsen van een dunnere rechter kopwandruit (de ruit voor de hoofdstuurstandDeruit dikte werd teruggebracht van 14 mm naar 8 mm.Omdat de ruiten in de bestaande sponningen geplaatst moesten worden, werd aan de binnenzijde van de ruiteneen 6 mm dikke randgelijmd.De ruitenwissers alleen konden de ruiten niet voldoende vrijhouden van de aanslag van regen, sneeuw, stof en vooral insecten.Om de frontruiten beter te kunnen schoonmaken, werd een trapje toegevoegd aan de inventaris van de locomotief.Dit trapje kon aan de zijkant van de neus opgehangen. Bovendien werden op elke neus twee handgrepen gemonteerd