BeneluxSpoor.net forum
Overige spoorzaken => Grootspoor => Topic gestart door: Pauldg op 04 December 2024, 14:45:58
-
We weten allemaal dat het stroomlijnmaterieel vanaf mat'35 tot de laatste hondekoppen gekoppeld konden rijden.
Waar ik mij dan over verbaas is dat ze niet allemaal dezelfde karakteristieken hebben. Mat'40 had een iets andere tandwieloverbrenging voor een hogere topsnelheid, vanaf mat'46 kwam er een ander schakelsysteem en die van de Benelux hondekoppen week ook af. Hoe gingen gekoppelde stellen in de praktijk met die verschillen om? Dat geeft toch frictie bij het optrekken en afremmen zou ik zeggen of viel dat mee?
-
Je denkt te veel vanuit de modelspoorpraktijk. Bij modelspoor wordt de snelheid min of meer opgedrongen, bij analoog door de spanning, bij digitaal door de decoder.
Maar in het groot leveren de motoren tractie en gene snelheid. De snelheid is uiteindelijk het gevolg van de tractie. Bij gekoppeld rijden zal een van de treinstellen er misschien wat harder aan trekken, maar de andere helpen wel mee. Omdat ze gekoppeld zijn hebben ze uiteindelijk toch dezelfde snelheid.
-
Ik geef inderdaad grif toe dat de modelspoor praktijk de bron is van deze vraag :)
-
Je denkt te veel vanuit de modelspoorpraktijk. Bij modelspoor wordt de snelheid min of meer opgedrongen, bij analoog door de spanning, bij digitaal door de decoder.
Maar in het groot leveren de motoren tractie en gene snelheid. De snelheid is uiteindelijk het gevolg van de tractie. Bij gekoppeld rijden zal een van de treinstellen er misschien wat harder aan trekken, maar de andere helpen wel mee. Omdat ze gekoppeld zijn hebben ze uiteindelijk toch dezelfde snelheid.
Dit verhaal gaat op voor de gelijkstroomseriemotoren, waarmee het oudere stroomlijnmaterieel van NS was uitgerust. Bij draaistroommotoren wordt het toch een ander verhaal.
-
Maar het ging ook specifiek over het oudere materieel dus dat klopt:-)
-
Paul,
In de praktijk valt het best wel mee. Digitaal rijden is hierbij je vriendje. Het toverwoord hierbij is rijden in consist. De amerikaanse modelbouwers doen eigenlijk niet anders met al die diverse dieselmonsters door elkaar heen rijden. Hoe ze dat doen kan ik je verwijzen naar diverse youtube filmpjes over dit onderwerp.
Zelf heb ik dit veel simpeler gedaan. Ik wil twee treinstellen gekoppeld laten rijden. Daarvoor laat het voorste treinstel rondjes rijden op de gewenste snelheid. Het achterste treinstel gaat dan in de achtervolging. Met het achterst treinstel ga ik de snelheid aanpassen zodat de onderlinge afstand gelijk blijft. Als dit niet veel meer wijzigt dan druk op stop, en koppel de twee treinstellen. De stop vrijgeven en de treinstellen vervolgen hun weg maar nu gekoppeld. De Scharffenberg koppeling is sterk genoeg om eventuele verschillen te vereffenen.
Hier een voorbeeld van drie gekoppelde stellen.
https://www.youtube.com/v/soV1dlvKvDU
Rob
-
Ik hoop ooit met wat andere SW m'n loconet terugmelder zo ver te krijgen dat die een trein kan aansturen en programmeren (via centrale natuurlijk). Hij moet dan een trein tussen 2 terumelders op volle snelheid laten rijden en dan telkens de max CV omlaag tunen totdat die trein dan ongeveer 140km/u gaat. Als een decoder dan ook meer een beetje linear gedrag toont tussen snelheidsstapjes en snelheid, zou je materieel redelijk synchroon moeten krijgen op dezelfde snelheidsstapjes :angel:.
-
Heren, dit ging over grootspoor. En over treinen met een behoorlijk analoge aansturing. Mocht ik ooit tot gekoppeld rijden op de baan aankomen dan ga ik deze informatie er zeker even bijpakken :laugh:
-
Heb op Blausee-Mitholz bij rangeren met de dubbellok Ae 8/8 wel gezien dat bij aanzetten het ene deel een fractie eerder in beweging kwam dan de andere.
De verende vaste verbinding werd ingedrukt.
En dat bij gelijke tractie soort. Loopt dus ook niet synchroon.
Mvg Johan.
-
Bij het grootbedrijf is het dus geen probleem dat de verschillende treindelen verschillend reageren.
Het ultieme voorbeeld heb ik lang geleden in Den Haag HS gezien. Twee gekoppelde treinstellen mat '46 kwamen hortend en stotend binnen. Er werd een wagenmeester bij geroepen die na een paar minuten proberen constateerde dat er in de koppeldoos ergens een gammel contact zat wat hij niet snel kon repareren. Hij stak een stuk karton tussen de koppeldozen waardoor het achterste treinstel helemaal niet meer werd aangestuurd en dat ging gesleept verder.
-
Wat een amateur! Ik had er een paar proppen aluminiumfolie tussen gedaan zodat alles wel goed contact zou maken ;D
-
Klaas ,
Ik wil even reageren op jouw bericht . Deze wagenmeester heeft de klok horen luiden maar weet niet waar de klepel hangt . Het makkelijkse was om de elektriche koppeldozen te ontgrendelen ,en dan te ontkoppelen . Mijn vraag is ook nog deze ; hoe was de samenstelling van de trein ,n.l een 4 wagenstel mag een twee wagenstel slepen , maar andersom mag dit niet .
MVG Sjaak
-
Sjaak, de samenstelling weet ik niet meer. Daarvoor is het te lang geleden, meer dan 50 jaar.
Ik stond als jongeman toevallig op het perron toen het gebeurde en besloot te blijven kijken tot het voorbij was. Waarom hij koos voor een stuk karton in plaats van de reguliere oplossing weet ik niet. Ik heb hem ook niks gevraagd want hij leek niet erg in zijn humeur te zijn.
-
Even terug naar dit verhaal:
Bij modelspoor wordt de snelheid min of meer opgedrongen, bij analoog door de spanning, bij digitaal door de decoder. Maar in het groot leveren de motoren tractie en gene snelheid. De snelheid is uiteindelijk het gevolg van de tractie.
In beide gevallen zit tussen motor en wielen alleen een overbrenging. De elektrische aansturing van de motor zit in model in de regelaar naast de spoorbaan, in het groot in de installatie van de trein, bediend door de machinist.
Als ik, bij dezelfde spanning, meer wagons achter een locomotief hang, rijdt ook een modeltrein langzamer. Ik zou denken dat in model de snelheid dus ook een gevolg is van de door de motor geleverde tractie.
-
De natuurwetten zijn niet anders bij grootspoor dan modelspoor. Dus tot op zekere hoogte zijn de problemen ook hetzelfde.
Maar er zijn wel verschillen. Bij de motoren die bij modelspoor gebruikt worden is er een erg directe koppeling tussen spanning en snelheid. Bij sommige motor typen is dat wat lastiger. (Denk bijvoorbeeld aan draaistroom motoren waar frequentie en stroom een veel directere relatie met snelheid hebben dan spanning alleen)
Ook wat betreft de overbrenging is er nogal een verschil.
De overbrenging in een modeltrein zijn zodanig (b.v. door toepassen van wormwiel) dat je er praktisch niet 'doorheen' kun duwen/trekken. Bij het grootspoor is dat over het algemeen veel makkelijker. Hierdoor kunnen bij grootspoor de verschillende motoren elkaar ook makkelijker 'helpen'. Zelfs moderne draaistroom motoren.
Bij modelspoor werkt het ook, maar twee model locs met verschillende karakteristiek zullen naar verhouding veel onrustiger lopen. (Tenzij je het netjes regeld door eerst te calibreren en dan beiden onafhankelijk dezelfde snelheid te geven. Heel anders dan het wat 'lompe' consist. Kijk bijvoorbeeld hier: https://forum.beneluxspoor.net/index.php?topic=47025.msg3221612635#msg3221612635 (https://forum.beneluxspoor.net/index.php?topic=47025.msg3221612635#msg3221612635) met filmpje )
-
Ongetwijfeld spelen bij modern materieel in het groot, en digitaal materieel in het klein, allerlei extra factoren mee. In model kan een decoder, als ik het goed begrijp, de motorbelasting meten en compenseren om de snelheid constant te houden. Dergelijke regelingen zitten vast ook in moderne locomotieven en treinstellen.
Maar het gaat hier om Mat ‘36 t/m ‘57. Ik vermoed dat de regeling van de motoren daarvan nog “analoog” gebeurde, vergelijkbaar met mijn analoge modellen.
Aan het wormwiel in de overbrenging in model had ik nog niet aan gedacht. Bij grote snelheidsverschillen tussen locomotieven in model is dat misschien van belang (https://forum.beneluxspoor.net/index.php?topic=112544.0).
-
Bij het materieel wat je noemt wordt door de rijcontroller eigenlijk alleen bediend tot waar de tractieregeling maximaal mag opschakelen (Alle tractiemotoren van een treinstel in serie, serie-parallel of parallel).
Elk van die standen begint daarin met het maximaal aantal voorschakelweerstanden in serie met de tractiemotoren, en de installatie schakelt steeds een weerstandspakket af wanneer de stroom door de toeneemende snelheid voldoende afgenomen is, en dat gebeurd bij elk aangekoppeld treinstel afzonderlijk.
-
Kijk dat klinkt logisch Thom. Dan vangen ze zelf de verschillen op.